Categorieën: Arendonkse geschiedenis1976 woorden7,5 min leestijd

Moord op de Zeshonderd

Auteurs: 1976 woorden7,5 min leestijd

Moord op de Zeshonderd

DATUM

september 6, 2022

CATEGORIE
Deel dit leesvoer

Moord op de Zeshonderd

De zaak-Jacobs

In haar editie van 4 juni 1890 bericht het toenmalige dagblad Handelsblad van Antwerpen onder de kop “Moord te Arendonk”, dat de zondag voordien (1 juni 1890) zich “eene erge misdaad de gemeente Arendonk, eenige kilometers oostwaarts van Turnhout, in opschudding heeft gebracht.”

Die zondagochtend was Alfons Anthonis, als jachtwachter in dienst op het domein de Zeshonderd, eerst naar de ochtendmis van 8.00u gegaan, waarna hij met zijn hond op jacht ging in de uitgestrekte bossen van de Zeshonderd langs de vaart. Toen in de loop van de dag de hond eerst alleen thuis was gekomen en Anthonis die avond nog altijd niet was teruggekeerd werd alarm geslagen. Het duurde nog tot de dag nadien vooraleer de toenmalige gendarmerie, samen met enkele sigarenmakers uit het dorp, op zoek gingen naar de vermiste Anthonis. Rond 13.00u werd uiteindelijk het lijk van de vader van acht kinderen ontdekt. Hij lag in een kleine gracht overdekt met heiplanten. Het werd al snel duidelijk dat het lijk verschillende schotwonden vertoonde ter hoogte van het hoofd, de schouder en de hals. Het geweer van de boswachter was bovendien verdwenen. Er kon geen twijfel over bestaan dat hij het slachtoffer werd van een moord, zodat het parket van Turnhout werd verwittigd, dat onmiddellijk een onderzoek begon.

Eerste vaststellingen

Uit de eerste vaststellingen bleek dat Alfons Anthonis was afgemaakt met drie revolverschoten, die allemaal langs achter waren afgevuurd en hem dodelijk hadden getroffen in zijn halsstreek. Een schot had zelfs zijn kin volledig weggeblazen. Het eerste schot zou hem evenwel slechts licht aan de schouder hebben geraakt, waarna hij zich moet hebben omgedraaid en hij dan toch dodelijk werd getroffen door een nieuw schot in zijn hals. Daarna moet de dader uiteindelijk het eigen geweer van Anthonis hebben genomen om hem het genadeschot te geven. Dit schot moet evenwel doel hebben gemist aangezien men een gat in de grond vond naast het slachtoffer.

Wat opviel was dat men in één van de wonden nog een grote hoeveelheid hagel had gevonden die blijkbaar afkomstig moest zijn uit het eigen geweer van het slachtoffer. Dit geweer was eerst verdwenen, maar werd later teruggevonden en was verborgen onder een laag mos. Het was besmeurd met bloed en was niet meer geladen.

Na onderzoek op de plaats delict concludeerde men dat Anthonis voorop moet zijn gegaan en de moordenaar hem op korte afstand heeft gevolgd, waaruit men concludeerde dat de dader een goede bekende van het slachtoffer moet zijn geweest. Uit onderzoek bleek immers dat Anthonis aan zijn collega’s altijd de raad gaf om bij het doen van de ronde door het domein steeds achterop te lopen wanneer men in gezelschap van anderen was.

Het bleef een mysterie wie de dader of daders konden geweest zijn van deze brutale moord. Men dacht evenwel al snel aan tabaksmokkelaars die door Anthonis zouden zijn betrapt en geen andere uitweg zagen dan de opzichter te liquideren teneinde zelf niet ontdekt te worden. Deze stelling was onder meer gebaseerd op het feit dat Anthonis naast jachtwachter zelf ook sigarenfabrikant was en de daders dus mogelijks goed gekend heeft en het feit dat er balen tabak werden gevonden in het bos waar de moord werd gepleegd. Op basis van al deze gegevens werd beslist om huiszoekingen uit te voeren in verschillende Arendonkse sigarenfabrieken. Bij een van deze zoekingen werd eenzelfde voorraad tabak in beslag genomen als diegene die men eerder in het bos had gevonden. Er werd uiteindelijk een eerste arrestatie verricht, maar de verdachte werd al snel weer vrijgelaten aldus de berichtgeving in de krant van 6 juni 1890.

Een verdachte wordt aangehouden

Uiteindelijk werd na enkele dagen onderzoek een andere jachtwachter, Theodoor Jacobs, onder aanhoudingsmandaat geplaatst voor de moord op zijn collega Anthonis. Beiden waren als jachtwachter in dienst van de familie Emsens, eigenaars van de gronden van de Zeshonderd, en volgens de toenmalige berichtgeving moeten beiden vroeger al in onmin met elkaar geleefd hebben.

Jacobs was niet afkomstig van Arendonk, maar werd in 1861 geboren te Eisden. Hij woonde op het moment van de feiten wel in Arendonk. Jacobs werd verschillende keren ondervraagd en er zouden tegenstrijdigheden en leugens zitten in zijn verklaringen. Een bijkomend belastend element zou gelegen zijn in het feit dat Anthonis aan Jacobs eerder drie van zijn zelfgemaakte kartouches zou hebben gegeven en dat Jacobs er nu nog maar één van kon voorleggen. Gevraagd naar de resterende twee hulzen, zou Jacobs geantwoord hebben dat hij er een had verschoten op een plank maar dat hij niet raak had getroffen. De tweede had hij gebruikt om op wild te schieten maar gevraagd naar meer details, moest hij ook daar het antwoord schuldig blijven. Tenslotte werd er op het de kledij van Jacobs bloed ontdekt, meer bepaald aan de zakken van zijn vest. Alleszins vond justitie al deze elementen voldoende bezwarend om Theodoor Jacobs te laten verschijnen voor het Antwerpse Hof van Assisen.


De zaak kent zijn beslag voor het assisenhof

De zaak voor het Antwerpse assisenhof begon op 28 juli 1890, amper twee maanden na de feiten. Volgens het gerechtelijk dossier, dat wordt bewaard in het rijksarchief te Beveren, werd Jacobs bijgestaan door advocaat Le Bon. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door de procureur des konings Berre en de zaak werd voorgezeten door dhr. Stappaert, raadsheer bij het Hof van Beroep te Brussel. Na ondervraging van de beschuldigde, die zijn betrokkenheid ontkende werd overgegaan tot het horen van de opgeroepen getuigen.

De eerste die de revue passeerde was de Turnhoutse onderzoeksrechter August Dierckx die het onderzoek geleid had. Hij deed uit de doeken hoe het lijk werd gevonden en het uiteindelijke gebrek aan bewijzen dat het motief in de smokkel moest gezocht worden. Hij gaf de jury nog wel mee dat Jacobs pogingen had ondernomen om een getuige te vinden die hem een alibi kon verschaffen. Daarnaast werd meer dan anderhalf uur uitgetrokken om de opgemaakte plannen (zie foto) uit te leggen. De getuigenis werd om 16.30u onderbroken: “de tusschenpoos noodig zijnde voor de rust der rechters, der gezworenen en des beschuldigde”. Het talrijk opgekomen publiek verlaat blijkbaar ontgoocheld de zaal omdat ze weinig of niets van de getuigen hadden kunnen verstaan.

De dag nadien, 29 juli 1890, werd het verhoor van de onderzoeksrechter verder gezet. Er is zo mogelijk nog meer volk komen opdagen dan de dag ervoor. Na de onderzoeksrechter werd de Arendonkse vrederechter Alfons Verwimp gehoord. Hij had horen zeggen dat een vrouw zes smokkelaars had ontmoet die haar hadden bedreigd. Ook iemand anders had tegen de vrederechter over smokkelaars gesproken. Tenslotte wist de getuige nog te zeggen dat hij als vrederechter geen weet had van problematisch gedrag van de beschuldigde in het verleden.

Tot dan kende het proces een normaal verloop. Maar toen getuige kolonel Hubert Michel werd gehoord als wapendeskundige en kwam zeggen dat de kartouche waarmee de moord was gepleegd dezelfde was als die werd gevonden bij Jacobs, kwam er een vraag van de verdediging van de beschuldigde. Mr. Le Bon vroeg aan de voorzitter om een andere deskundige aan te stellen teneinde een tegenonderzoek te doen. Nadat het OM zich met deze vraag akkoord had verklaard, werd dhr. G. Van de Velde (apotheker en scheikundige in Antwerpen) benoemd met de opdracht de scheikundige samenstelling te onderzoeken van de balletten die in het lichaam van het slachtoffer werden gevonden evenals van deze die nog in het bezit van de beschuldigde werden gevonden. Die tweede procesdag werd vervolgens hernomen en een hele reeks andere getuigen werden nog gehoord om tenslotte om 16.15u te stoppen. Uit al deze getuigenissen bleek wel dat het slachtoffer zich bezighield met tabaksmokkel en dat hij hierbij heel wat vijanden had gemaakt omdat hij als opzichter heel wat processen-verbaal had opgemaakt tegen andere smokkelaars.

Nog interessant was de getuigenis van schaapsherder Horemans die het slachtoffer rond 10.00u op de dag van de moord had tegengekomen en korte tijd later ook twee mannen zag die hij niet kon herkennen maar die volgens hem wel de mogelijke daders konden zijn.

De derde procesdag, op 30 juli 1890, werd om 10.15u aangevat. Die dag werd de getuigenlijst verder afgewerkt. Uit deze getuigenverklaringen bleek evenwel dat de verdachte mogelijks een motief kon hebben om het slachtoffer om te leggen. Veldwachter Frans Carpentier (35 jaar) kwam getuigen dat het slachtoffer hem zou gevraagd hebben om met de familie Emsens te gaan praten teneinde Jacobs te ontslagen. Getuige Jan Janssens (55 jaar en handwerker) kwam vertellen dat het slachtoffer hem eerder had gezegd dat Jacobs hem had proberen vergiftigen. Een andere getuige, Martinus De Coninck (22 jaar en handwerker) kwam dit evenwel afzwakken en meende dat het enkel om een slaapdrank ging zodat het slachtoffer zich zou verslapen en zo zijn baan als jachtwachter zou verliezen. Een andere getuige, Lodewijk De Koninck (19 jaar en eveneens handwerker) kwam dit verhaal bevestigen.

Er werden tevens een zestal getuigen ten ontlaste van Jacobs gehoord. Deze kwamen betwisten dat verdachte en slachtoffer elkaar naar het leven stonden. Geen enkele van deze getuigen had na de moord iets abnormaal gezien of gemerkt aan Jacobs. Diezelfde dag nog werden de getuigenverhoren afgerond en werd er aangevat met de pleidooien.

Het OM begon met haar middelen van beschuldiging toe te lichten aan de volksjury. De procureur wees erop dat Jacobs heel wat wrok koesterde ten aanzien van Anthonis en er alles aan had gedaan om deze laatste te laten afdanken door de familie Emsens. Er werd gewezen op het verhaal met de slaapdrank en de verschillende leugens van de verdachte tijdens zijn verhoren. Het OM vroeg zich luidop af waarom hij moest liegen als hij onschuldig was.

Volgens het zittingsblad van het proces werd deze uiteenzetting evenwel onderbroken op vraag van de verdediging met de vraag om een nieuwe getuige, Victor Rousseux, te horen. Zowel het OM als het Hof konden zich hierin vinden. Rousseux was wapenmaker en werd gehoord nadat het verslag van de tegenexpertise van apotheker Van De Velde bij het dossier werd gevoegd. Deze tegenexpertise bracht alleszins niet wat de verdachte had gehoopt want het bevestigde dat de kogeltjes uit het lijk en die uit de kartouche van Jacobs dezelfde waren.

Na het horen van Rousseux , die dit eveneens bevestigde, zette het OM haar requisitoor verder. De procureur ontkrachtte zowel de thesis van stropers als deze van smokkelaars. Volgens hem bleef er maar één mogelijke dader over, met name diegene die met inzicht Anthonis op een bepaalde plaats deed komen en bij wie men kogels vond gelijk aan deze waarmee de moord was gepleegd en die een goede bekende was van het slachtoffer. Er kon geen twijfel over bestaan dat Jacobs de moordenaar was in dit dossier.

Daarna was het de beurt aan de verdediging. Volgens Mr. Le Bon had het OM geen enkel motief aangetoond. Daarnaast was volgens de advocaat het ganse dossier enkel gesteund op veronderstellingen maar bleven harde bewijzen uit. Tenslotte wees hij op het feit dat zijn cliënt onmogelijk de dader kon geweest zijn en dit op basis van zijn tijdsgebruik die dag. Over de bevindingen van de kogels is de verdediging kort. Deze zijn vrij in de handel te verkrijgen en konden dus van iedereen geweest zijn. Mr. Le Bon vroeg de vrijspraak op grond van twijfel.

Na de pleidooien kreeg de jury twee vragen mee: 1. Heeft de beschuldigde het slachtoffer gedood en 2. deed hij dit met voorbedachte rade? De jury had blijkbaar niet veel werk om tot een verdict te komen. Zij gingen rond 16.00u de beraadslagingskamer binnen om al na anderhalf uur terug te keren. Het zeer talrijk opgekomen publiek hoorde de hoofdman van de jury luid en duidelijk “neen” antwoorden op de eerste vraag zodat het al snel voor iedereen duidelijk was dat Jacobs werd vrijgesproken voor de moord op Anthonis.

De precieze omstandigheden van deze moord zijn later nooit uitgeklaard en de uiteindelijke moordenaar heeft zijn geheim meegenomen in zijn graf. We zullen nooit weten wie verantwoordelijk is voor de moord op Alfons Anthonis.

Bart Vosters