Categorieën: Arendonkse geschiedenis1981 woorden7,5 min leestijd

Rood of geen brood

Auteurs: , 1981 woorden7,5 min leestijd

Rood of geen brood

DATUM

december 8, 2021

CATEGORIE
Deel dit leesvoer

Rood of geen brood

De verkiezingen van 1921

Opkomst van de socialisten in de Kempen

Het dagelijkse leven op het einde van de 19de eeuw werd vooral gekenmerkt door lage lonen en lange werktijden (tot 12 en 14 uur) in ongezonde arbeidsomstandigheden. In 1886 ontplofte de situatie in Luik. De regering reageerde onmiddellijk met de oprichting van commissies die onderzoek verrichtten naar de werk- en levensomstandigheden van de arbeiders. Het bracht geen zoden aan de dijk: de werkomstandigheden bleven slecht. In de Moniteur van 1896 bijvoorbeeld werd een werkregeling in de sigarenfabrieken gepubliceerd: 10,5 uur werken werd toegelaten en vrouwen van 16 tot 21 jaar mochten nachtwerk doen. In 1892 had men in Arendonk wel eens een acht-uren werkdag geprobeerd, maar de arbeiders klaagden steen en been… Ook waren royale geldboetes schering en inslag: zo kregen in 1889 acht sigarenmakers in Arendonk wegens de productie van slechte sigaren een gedeelte van hun loon niet uitbetaald. Baas en bazin kregen een pak slaag en alle acht werden ontslagen.

Dat de slechte werkomstandigheden een voedingsbodem waren voor stakingen en socialisme hoeft niet te verbazen. Voor 1900 waren de hevigste stakingen in de sigarennijverheid: de sigarenmakers werden revolutionairen en specialisten in wilde stakingen genoemd en de mannen van Arendonk waren de meest gerenommeerde stakers. In 1887 brak een staking uit bij Göppel, Van der Pas en Van Gool. In 1890 was er een staking bij de sigarenfabrieken van Meeuwis. Telkens was er een korte confrontatie, waarna de arbeiders terug aan het werk gingen, zonder dat er veel voordeel werd gehaald. Bij dezelfde firma werd van 3 april tot 26 april 1897 gestaakt door 80 arbeiders, gesteund door socialisten. En ditmaal haalden ze wel hun buit binnen: loonsverhoging en afschaffing van bepaalde boetes. Merkwaardig was dat buiten Turnhout, alleen Arendonk in het arrondissement werd geconfronteerd met stakingen tussen 1870 en 1900. Daarbuiten waren er zo goed als geen. Geen wonder dat de socialisten hun kans roken om eerst in Turnhout en later in Arendonk te proberen voet aan de grond te krijgen. Oorspronkelijk hadden ze enig succes, maar met het oprichten van een spaarkas als wapen, konden de Arendonkse notabelen het tij keren en in mei 1897 werd een Katholieke Werkmansvereniging opgericht. Maar toch, de Arendonkse sigarenmakers waren in feite de eerste actieve syndicalisten.

De socialistische syndicale beweging kwam uiteindelijk goed op gang vanaf 1904-1905, gegangmaakt door de oprichting van de mutualiteit, de bond Moyson, een coöperatief netwerk, de Volkswil, en gesteund door een partij, de Belgische Werkliedenpartij, opgericht in 1885. Ze zouden bij de eerste verkiezing met algemeen enkelvoudig stemrecht op 16 november 1919 op arrondissementeel niveau, 20% van de stemmen halen. Met als speerpunten Turnhout, Arendonk en in mindere mate Mol. En zo gaan we naar de verkiezingen in 1921.


Staking in de sigarenindustrie in 1920

Begin 1920 ging een gedeelte van de Arendonkse sigarenmakers in staking. Het Volk van 20 maart 1920 bericht: “De tabakswerkers zijn er omzeggens allemaal verenigd, deels in een christen, deels in een onafhankelijk socialistisch syndicaat. Gelijk overal hadden onze vrienden reeds dikwijls ’t gedacht vooruitgezet te zamen te werken, om aldus de eensgezindheid van ’t werkende volk te verzekeren. In hunne roode hoovaardij hoorden de gemaskerde rooden langs dien kant niet: de werkmenschen moeten rood zijn of hebben op leven geen recht, volgens die gasten wel te verstaan. De christelijke vereeniging is dan ook afzonderlijk opgetreden, heeft bij de patroons haar nieuwe werkvoorwaarden gesteld en haar pleit gewonnen. De socialisten zijn er dan koomen achtergelopen, natuurlijk met andere eischen die verworpen werden. En nu beleven wij te Arendonk het schouwspel dat een groot deel der tabakswerklieden aan den arbeid blijven daar zij voldoening bekwamen, terwijl een ander deel het werk heeft neergelegd. Inderdaad, de socialisten zijn stelselmatige verdeelers.” De linkse kranten zagen het natuurlijk anders: “Wij eischen te Arendonck en in de Kempen overal hetzelfde loon dat in geheel het land door de patroons betaald wordt, hetzij de 40%. Onze leden zijn niet tevreden met de 24% gelijk uwe dustsen (verwijzend naar het artikel van Het Volk) die gij naar het werk hebt gedreven. Bovendien willen wij de werklieden niet leveren als slaven gelijk gij gedaan hebt met uw schandalig contract. De werklieden moeten rood zijn of ze moeten buiten de fabriek. De werklieden moeten bewijs leveren van kerkelijk gehuwd te zijn. Vrijheid van denken is totaal verboden. In staking gaan, dat niet, want dit is tegen het reglement van het gesloten contract. Onderkruiper moet men zijn of anders zondigt men tegen het contract en moet men uit de fabriek.”

Een bitse kiesstrijd in 1921

Niet alleen in de Kamer ging het er hard aan toe, maar ook op het thuisfront werden de gemoederen als gevolg van de staking, flink opgehitst in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1921. In juni 1920 brandde op een nacht een houtmijt, toebehorende aan de voorzitter van de christelijke vakbond. Op 22 januari 1921 vlogen 4 huizen en een schuur op de Wippelberg, toebehorende aan leden van de christelijke vakbond, na kwaad opzet in brand. De huizen werden bewoond door een zekere Pierre Aerts, Pierre Timmermans, Leopold Decock en August Faes. “Iedereen zal met ons ’t akkoord zijn om te veronderstellen dat onze lezers zelf hun huis niet in brand gestoken hebben en dat de Duitsers het gedaan hebben, dat is eveneens fel te betwijfelen”, aldus Het Volk van 9 februari 1921. Onmiddellijk werd binnen de vakbond een actie opgezet om de slachtoffers te steunen.

Naast de socialisten nam in Arendonk ook een lijst met franskiljons, aldus bepaalde kranten, deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hiermee doelden ze op de Katholieke lijst van de burgemeester waarop enkele notabelen van Arendonk stonden zoals dokter Verhoeven, Deroissart en sigarenfabrikanten Maes en Lenaerts. Ook op dit gebied was Arendonk een buitenbeentje. Slechts op 2 plaatsen in de Antwerpse Kempen kwam de lijst van “anti-democraten en franskiljons” op, namelijk in Arendonk en in Turnhout.

Dat de kiesstrijd bijzonder bitsig gevoerd werd, is ook af te leiden uit het feit dat de rijkswacht geregeld opgeroepen moest worden om ongeregeldheden tijdens verkiezingsmeetings te beteugelen. Ook lichamelijk geweld werd niet geschuwd. Zo meldde Gazet Van Antwerpen op 14 maart 1921 dat een christen gesyndiceerde van zijn fiets werd getrokken en licht gekwetst werd. Tussen zijn aanvallers had het slachtoffer een socialistisch gesyndiceerde herkend.


Gemeenteraadsverkiezingen van 24 april 1921

Op 24 april 1921 werden de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen gehouden. De vorige dateerden van 15 oktober 1911 en gebeurden nog onder het systeem van het cijnskiesrecht en het meervoudig stemrecht en dat gold enkel voor mannen. Op 9 mei 1919 werd onder druk van de socialisten in het nationaal parlement het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen goedgekeurd. Waar er een consensus was voor het stemrecht voor mannen bleven de vrouwen nog steeds uitgesloten van een algemeen stemrecht. Liberalen en socialisten vreesden dat dit de dominante positie van de katholieken alleen maar zou versterken omdat ze meenden dat vrouwen te veel onder invloed stonden van de kerk. Het compromis bestond erin om vrouwen stemrecht te geven voor de gemeenteraadsverkiezingen, wat gebeurde bij wet van 15 april 1920. Geregistreerde prostituees en veroordeelde overspeligen kregen geen stemrecht…

Op 24 april 1921 dienden de Arendonkenaars een nieuwe gemeenteraad te kiezen. Waar vóór WOI de Arendonkse raad bestond uit personen zonder uitgesproken politieke mening en merendeels tot de notabelen van de gemeente behoorden, was de situatie in 1921 volledig anders. Door de opkomst van de katholieke en socialistische vakbonden kwam er een tweedeling in de Arendonkse politiek. De socialistische vakbondsleden trotseerden de banvloek van de Arendonkse geestelijkheid op de preekstoel en kwamen op met een aparte lijst.

Ook in tegenstelling tot de gemeenteraden van voor WOI, waar de raadsleden tijdens de legislatuur vervangen werden, ging men vanaf 1921 van start met verkozenen voor zes jaar die vervangen konden worden door hun opvolgers na ontslagname of overlijden. Het aantal raadsleden werd bepaald door het aantal inwoners. In 1921 had de gemeente Arendonk recht op 11 raadsleden, inclusief het schepencollege. Deze 11 kandidaten zouden moeten gekozen worden door 1310 mannen en 1150 vrouwen.

De Arendonkse socialisten die lijstnummer 2 kregen toebedeeld, konden een volledige lijst indienen. Lijsttrekker werd Eduard Van Steenbergen, gevolgd door August Witvrouwen en Frans Claessen. Alle elf kandidaten hadden als beroep sigarenmaker, behalve Alfons Lievens die als beroep kantwerker had opgegeven.

In de voorbereiding naar de verkiezingen van 1921 ontstond er onenigheid in de katholieke rangen. Henri Maes, dienstdoende burgemeester sinds het overlijden van burgemeester Jan-Baptist Peeters († 1914) probeert onder de naam “Lijst van de burgemeester” 10 andere kandidaten rondom zich te verzamelen. Hij lukt hier wonderwel in, zeer tot ongenoegen van 11 anderen die zich gepasseerd voelen. Zij komen met een scheurlijst op, “De Katholieke Kiesvereeniging” met landbouwer Frans Borgmans als lijsttrekker. De lijst van de burgemeester telde onder zijn kandidaten geen werklieden. Wel sigarenfabrikanten, landbouwers, een dokter, een brouwer en anderen met een zelfstandig beroep. In de Franstalige kranten werden zij benoemd als “Catholiques”. “De Katholieke Kiesvereeniging” ging in zee met renteniers, landbouwers, sigarenfabrikanten en andere middenstanders. De Franstalige kranten noemden de partij “les flamingants”. Deze interne machtsstrijd tussen de katholieke gezagsdragers had zich reeds voorgedaan bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1911, waar de regerende katholieke partij in tweeën scheurde. Een scheuring die zich sporadisch tot in 1994 zou doorzetten.

Omdat er op de 3 lijsten tezamen 33 personen kandideerden voor slechts 11 posten als raadslid, diende vrederechter Verwimp de provinciegouverneur op de hoogte te brengen dat er in Arendonk “strijd” was. Met andere woorden, verkiezingen zouden moeten uitmaken wie de uitverkorenen zouden worden.

De elf gekozenen kwamen achtereenvolgend uit De Katholieke Kiesvereeniging (lijst 1) met zes verkozenen: Borgmans Frans, landbouwer, Bourgeois Jan, loodgieter, Lens Hendrik, rentenier, Claessen Adriaan, landbouwer, Hulselmans Gustaaf, sigarenmaker en Claessen Hendrik, landbouwer. De socialisten van lijst 2 kregen 3 zitjes in de raad, te weten Van Steenbergen Eduard, Witvrouwen August en Claessen Frans, allen sigarenmaker. De Lijst van de burgemeester haalde slechts twee raadsleden: Maes Hendrik, dienstdoend burgemeester, en Deroissart Lodewijk, nijveraar.

Zoals dat wel meer gebeurt na verkiezingen gaven de twee katholieke partijen elkaar de absolutie en sloten zij een verbond tegen de socialisten. Henri Maes bleef burgemeester en Hendrik Lens en Hendrik Claessen werden schepenen. Door overlijdens en ontslagnames zou dit schepencollege in de volgende jaren regelmatig veranderen.

Na de kiesstrijd werd de antigodsdienstige houding van de socialisten in de verf gezet. Onder de titel “Roode kiezingspolitiek” werd in Het Volk gemeld: “Enkele dagen voor de kiezing van den 24 april hadden zij nochtans goed gevonden achter de kerk op den Kalvarieberg eene roode vlag (ik weet niet of het eene vlag of eene schotelvod was) te planten… Tevens hadden zij op de deur der sakristij geschreven: zondag 24 april om 8 uur ’s avonds, groot bal in de kerk”. Na de verkiezingsnederlaag van de socialisten eindigde de journalist het artikel als volgt: “Het bal is dus uitgesteld tot in den pruimentijd”.

Bronnen

– Scholl, S.H. (1950). De Geschiedenis van de arbeidsbeweging in het arrondissement vóór 1900.
– Vosters, Frans. Staking sigarenmakers in 1887.
– Vanhaute, E. (1995). “Noch God, noch Meester”. Over de eerste Kempische socialisten. AMSAB-Tijdingen, 26, 9-12.
– Rijksachief te Beveren
– Kempenserfgoed.be, archief “Kempense kranten”
– KBR, BelgicaPress

Karl Lavrijsen en Staf Lasters